De geschiedenis van Utrecht: de Noormannen

Foto: pixabay

De rijkdom van kerken en kloosters en van handelsplaatsen trok vanaf omstreeks 830 de aandacht van de uit Scandinavië afkomstige Vikingen of Noormannen. Met hun snelle schepen voeren zij vanaf de zee de rivieren op en ondernamen plundertochten. Zij konden dit doen omdat het bestuur van het Frankische Rijk al onder de zoon van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome (814-840), sterk verdeeld raakte.

Dorestad was in de jaren 830 en 840 meermalen het doelwit van plunderende Noormannen en in 857 kwam ook Utrecht aan de beurt. Bisschop Hunger (854-866) zag kans te ontvluchten maar een groot aantal andere geestelijken werd vermoord. De bisschop en de resterende geestelijken vonden een toevlucht in het aangrenzende bisdom Luik, waar de keizer hen een klooster schonk in Sint Odiliënberg (bij Roermond). De opvolger van Hunger vestigde zich uiteindelijk in Deventer, waar de kerk van Lebuinus meer dan vier decennia als zetelkerk van de bisschop diende.
Na het overlijden van Lodewijk de Vrome was het Frankische Rijk in drie delen uiteen gevallen. Aanvankelijk liep de scheidslijn tussen het Middenrijk (Lotharingen) en het Oost-Frankische Rijk dwars door het bisdom Utrecht, waarbij Utrecht tot Lotharingen en Deventer tot het Oost-Frankische Rijk werd gerekend. Die verdeelde situatie stond lange tijd een terugkeer van de bisschop naar Utrecht in de weg, temeer daar grote delen van het kustgebied juist in het Lotharingse deel lange tijd onder gezag van de Noormannen stonden. Pas nadat de Noormannen uit dit gebied waren verdreven en Lotharingen in 925 werd samengevoegd met het Oost-Frankische rijk, kwam de weg vrij voor het herstel van de bisschoppelijke belangen in het kustgebied en een terugkeer van de bisschoppelijke zetel naar Utrecht.
Het bisdom werd nu in zijn geheel onderdeel van het Duitse Rijk, dat vanaf het midden van de tiende eeuw door een keizer zou worden geregeerd. Het was bisschop Balderik die het herstel van het bisdom ter hand nam. Bijna zestig jaar, van 917 tot 975, bezette hij de Utrechtse bisschopszetel. Met actieve steun van de Duitse koning Hendrik I (919-936) maakte hij kort na 925 een begin met de herbouw van de beide kerken in Utrecht en de reparatie van de muren van het voormalige Romeinse fort.
Toch is wat betreft de plundertochten van de Vikingen in Utrecht wel wel enige nuancering op zijn plaats. Er zijn maar weinig archeologische sporen van de Noormannen in Utrecht aangetroffen. En tot nu toe is er helemaal niets gevonden dat wijst op gewelddadige plunderingen in de negende en tiende eeuw.

Literatuur:

-Bruin, Renger, René de Kam en Kaj van Vliet, Utrechts verleden in vogelvlucht (Utrecht 2017)
-Doedens, Anne, Geschiedenis van Utrecht (Zutphen, 2013)
-Bruin, R. E. de, P.D. ’t Hart, A.J. van den Hoven van Genderen, A. Pietersma, J.E.A.L. Struick, Geschiedenis van de stad Utrecht (Utrecht 2000)

Lees ook:

De geschiedenis van Utrecht: de komst van Willibrord

De geschiedenis van Utrecht: de Gouden Middeleeuwen

de geschiedenis van Utrecht: de Romeinen

Cookieinstellingen