De ‘celvormige buurteenheid’ in Tolsteeg-Hoograven

Foto: Matrijs

Afgelopen woensdag 22 mei werd het boek Utrecht bouwt 1945-1975 gepresenteerd in het Centraal Museum. In het boek komen de verschillende uitbreidingswijken in Utrecht aan bod, waaronder Tolsteeg-Hoograven. Het is in deze wijk waar de naoorlogse ideeën over moderne stedenbouw en volkshuisvesting voor het eerst in een reeks gelijkvormige wooneenheden uitgewerkt zouden worden.

Grondslag van de naoorlogse volkshuisvesting en stedenbouw was de zogeheten wijkgedachte. De wijkgedachte ging uit van de ordening van de samenleving in herkenbare buurten. Centraal stond daarbij het gezin en zijn woning. Het was de actieradius van de gezinsleden tijdens hun verschillende levensfasen die bepaalde welke voorzieningen – zoals speelplekken, scholen, winkels en de kerk – waar zouden komen. Op buurt-, wijk- of op stedelijk niveau. De buurt werd daarbij als de belangrijkste eenheid gezien die ervoor moest zorgen dat mensen zich thuis voelden.
In Hoograven introduceerde hoofdarchitect Stinus van der Stad de ‘celvormige buurteenheid’. Er kwamen in Hoograven acht van dergelijke buurteenheden. Daarnaast was er ook aandacht voor de groenaanleg die integraal onderdeel uitmaakte van het ontwerp van de gehele wijk. Er zou een wijkpark komen, meerdere kleine buurtparken en tussen deze parken een groene verbinding met waterpartijen.
Op de grens van Tolsteeg en Hoograven stond in 1954 nog een reeks hovenierswoningen aan de Laan van Soestbergen. Terwijl dit kleine buurtschapje gesloopt werd, verscheen vlakbij een reeks moderne flatgebouwen in heldergele baksteen. Opvallend was de situering van de flats in een kamstructuur zodat ze optimaal konden profiteren van de zon.
Het paste in de wijkgedachte om op wijkniveau één groot wijk- en winkelcentrum te bouwen. Helaas kon dat in Hoograven niet. De in 1953 ingewijde rooms-katholieke H. Johannes de Doperkerk lag al midden in de wijk en maakte een centrale ligging van een winkelcentrum onmogelijk. Daarom werd gekozen voor een groot winkelcentrum op de grens van Tolsteeg en Hoograven aan het Smaragdplein en een kleiner winkelcentrum bij ’t Goylaan.
De opzet en omvang van het nieuwe winkelcentrum was voor Utrecht van een nog ongekende orde. Het zou een wijkcentrum moeten worden met winkels, een bibliotheek, postkantoor en een consultatiebureau in combinatie met een groot aantal woningen. De gemeente wenste een ‘stedenbouwkundig en architectonisch concept van allure.’ In totaal zou het centrum 35 winkels, 10 bedrijfsruimten en 230 woningen omvatten.
Tolsteeg-Hoograven werd opgebouwd uit acht ‘stempels’ met verschillende bouwblokken, groen en openbare ruimten. Daarbinnen kwamen woningtypen voor diverse inkomens, leeftijden en gezinsgrootte, met als idee dat men elkaar zou kunnen ondersteunen.
De woningen in elk van de stempels werden uitgewerkt door verschillende architecten, onder wie Gerrit Rietveld. In 1953-1956 ontwierp hij 388 woningen rond het Tjepmahof en Rijnesteinhof in Nieuw-Hoograven, gevolgd door 194 woningen rond het Robijnhof in Tolsteeg. Het was Rietvelds eerste en enige grote sociale woningbouwproject.
Binnen de door Stadsontwikkeling vastgestelde bouwblokken moest Rietveld drie soorten woningen ontwerpen: eengezinswoningen, portiekflats en twee-op-één-woningen. Rietveld maakte een eenheid van het complex door hetzelfde basisontwerp te gebruiken voor de flats en de lage woningen. Daarom kregen ook de eengezinswoningen platte daken. Om te voorkomen ‘dat de hoger wonenden op dorre vlakten zouden kijken’, bracht Rietveld reliëf en kleurverschillen aan op de lage daken. Sinds kort zijn de Rietveldcomplexen in Tolsteeg-Hoograven gemeentelijk monumenten.

Cookieinstellingen