UTRECHT - Biosimilars, biologische geneesmiddelen gemaakt op basis van een origineel medicijn met een verlopen patent, zouden makkelijker op de markt te brengen moeten zijn, stellen onderzoekers in Lancet. Dat betekent dat biosimilars nadat ze getest zijn vele malen goedkoper kunnen zijn dan gepatenteerde medicijnen en daarmee de zorgkosten sterk kunnen terugbrengen.
Huub Schellekens(Farmaceutische Wetenschappen) stelt samen met Amerikaanse en Europese collega's dat biosimilars zich de afgelopen tien jaar voldoende hebben bewezen, en dat het makkelijker zou moeten zijn om biosimilars op de markt te brengen. Het onderzoek verschijnt op 2 november in Lancet, in een serie van drie artikelen over de veiligheid van kankermedicijnen in het algemeen.
Voordat een biosimilar op de markt komt, is het uiteraard noodzakelijk om aan te tonen dat het wat betreft veiligheid, kwaliteit en effectiviteit vergelijkbaar is met het oorspronkelijke geneesmiddel waarop het is gebaseerd. De onderzoekers stellen dat oncologische biosimilars die goed analytisch getest kunnen worden op gelijkenis met de oorspronkelijke medicatie, minder uitgebreide klinische testen behoeven. Dat wijst de eerdere succesvolle introductie van tientallen biosimilars in de afgelopen tien jaar uit.
Volop inzet in Europa
Schellekens laat daarnaast zien dat biosimilars veilig en effectief zijn en al volop in Europa worden ingezet. Het gebruik in de Verenigde Staten blijft vooralsnog achter, omdat de octrooien daar later aflopen en regelgeving lang op zich heeft laten wachten. Het is maar de vraag of biosimilars in de VS veel zullen worden gebruikt. In de meeste Europese landen is het makkelijker voor de overheid om op te leggen dat veel goedkopere en net zo effectieve biosimilars moeten worden gebruikt.
Huub Schellekens werkt al langer aan biosimilars en is directeur van het Utrecht Centre of Excellence for Affordable Biotherapeutics (UCAB).
In die hoedanigheid werkt hij ook aan de introductie van twee biosimilars op de markt. Omdat biosimilars veel goedkoper zijn, richt hij zich vooral op lage- en middeninkomenslanden, waar veel mensen niet genoeg geld hebben voor reguliere medicatie.
Bron: Universiteit Utrecht