Diës-viering Universiteit Utrecht in teken van een ‘nieuwe universiteit’

Prof.dr. Bert van der Zwaan, rector magnficus Universiteit Utrecht
Prof.dr. Bert van der Zwaan, rector magnficus Universiteit Utrecht
Foto: Universiteit Utrecht

UTRECHT – De Universiteit Utrecht vierde gisteren haar 379-jarig bestaan. In de Domkerk hielden rector magnificus Bert van der Zwaan en universiteitshoogleraar Frits van Oostrom een pleidooi voor onderwijsvernieuwing.

Van der Zwaan noemt een belangrijk dispuut van vandaag; de vraag ‘wat en van wie is de universiteit’. Het is een discussie die volgens hem wordt gevoed door de zorg voor de dreiging van een bedrijfsmatig gevoerde universiteit waarbij voor individuele belangen en ontplooiing geen aandacht meer is. Een omgeving waarin gesprekken over inhoud en vorm naar de achtergrond verdwijnen, en de macht van het getal regeert. ‘De politiek ontkent dat, maar het is niet voor niets dat de universiteiten de afgelopen jaren voortdurend hebben gewezen op de spanning die ontstaat door de macht van dat getal en vooral afgerekend wordt op ‘output’. Zeker als de overheid stelselmatig weigert de enorme toestroom van studenten adequaat te financieren: sinds 1999 is de betaling per student voortdurend achteruit gegaan, al is er de laatste jaren wat lucht gekomen.’, aldus Van der Zwaan.

Kafkaiaans stelsel

Daar komt nog iets bij, gaat Van der Zwaan verder, waarbij hij wijst op het grote wantrouwen dat in Den Haag heerst over de prestaties van hogescholen en universiteiten. Dit heeft geleid tot een ‘bijna Kafkaiaans stelsel van verantwoording’, met als gevolg dat de vrije ruimte voor het uitoefenen van het beroep op alle niveaus van de universiteit wordt ingeperkt. ‘Den Haag is gevangen in dit model van ‘low trust’ en blijft zich voortdurend bemoeien met het stelsel tegen alle eerdere beloften in, maar levert ondertussen nauwelijks instrumenten om te komen tot oplossingen. Waar ze zelf een belangrijk aandeel heeft, reageert de politiek nu geschrokken op de uitbarstingen van docenten en studenten en verwijst naar bestuurders: en dat is een bagatellisering en ontkenning van de kromgroei van het stelsel dat geregeerd wordt door regelgeving en onderfinanciering.’

Rechten en plichten

In het debat ligt ook de vraag op tafel naar ‘een nieuwe universiteit’. Volgens Van der Zwaan geen terugkeer naar de goede oude tijd, maar een roep naar beperking van regelgeving en het vergroten van de professionele vrijheid op alle niveaus van de universiteit. Van der Zwaan pleit dan ook ervoor om professionals meer ruimte te geven voor beslissingen over onderwijs en onderzoek, de toelating van studenten en het vormgeven van de toekomst van hun groep, departement, faculteit en universiteit ‘in plaats van alle universiteiten door dezelfde hoepel van het politieke compromis te laten springen.’ Maar Van der Zwaan wijst er eveneens op dat er naast rechten ook plichten zijn: “Als de universiteit meer van ons is, moeten we daar allemaal aan deelnemen, in kwaliteitszorg en medezeggenschap. Van de politiek vraagt dit om de universiteiten ruimte te geven. Van college en decanen vraagt dit de ruimte te vergroten door onnodige regelgeving weg te nemen. Van studenten en docenten vraagt dit samenwerken aan een beter stelsel. Als we dit voor elkaar krijgen, gaat het onze universiteit goed de komende jaren!’

CBCF_59VEAAAUE2.jpg-large Foto: Paul Voogt, Twitter

Het onderwijs is meer afstandelijk geworden, minder persoonlijk en meer geprogrammeerd.

Idealiter zouden docenten niet alleen een bron van kennis zijn, maar ook een inspiratiebron voor hun studenten, aldus Van Oostrom. En tot op zekere hoogte ook een rolmodel. Hij noemt Socrates en Jesus als twee aansprekende voorbeelden van charismatische leermeesters die zich meer van het gesproken dan het geschreven woord bedienden. Zij verzamelden hun pupillen om hen heen en inspireerden hen en hun navolgers voor het leven tot op de dag van vandaag. Van Oostrom zelf die in 1971 begon aan de studie Nederlandse taal en letterkunde aan de Universiteit Utrecht, had zelf zo’n leermeester als inspiratiebron in de persoon van professor Gerritsen, bij wie hij student-assistent was en later zijn doctorstitel behaalde.

Internet

Nu hebben we het internet dat ons in de eigen vertrouwde omgeving thuis toegang verschaft tot het gedachtengoed van de beste leermeesters ter wereld. Bestaat er dan nog wel behoefte aan universteiten van baksteen en beton? ‘Ja’, zegt Van Oostrom stellig, ‘want persoonlijk contact met leraren die een voorbeeldrol vervullen, is altijd van groot belang geweest. We praten in feite over het oude gildesysteem; de interactie tussen de meester en zijn leerling. En hoewel de VSNU, de Vereniging voor Nederlandse Universiteiten, de meester-leerling metafoor al jarenlang hoog in haar vaandel voert, ben ik bang dat het rethorisiche deel geen gelijke tred houdt met de hedendaagse praktijk.’ En dat geldt met name voor de bachelorfase. De oorzaken – druk op de faculteit, plus een wens naar meer objectiviteit en gelijke behandeling van alle kandidaten – laten een verschuiving zien van mondelinge naar schriftelijke examens.

Deze globale trend is door Utrecht overgenomen. Van Oostrom ziet de  afname van mondelinge examens als indicatief voor een fundamentele trend. Het onderwijs is, ondanks alle superbe faciliteiten die de moderne universiteit te bieden heeft, meer afstandelijk geworden, minder persoonlijk en meer geprogrammeerd. We focussen ons in toenemende mate op standaardprocedures en zijn steeds minder bereid om van het uitgestippelde pad af te wijken, hetgeen jammer is voor een creatief instituut als de universiteit. Om dit tij te keren ziet hij vier mogelijkheden die het overwegen waard zijn.

Meester-gezel

Op de eerste plaats noemt Van Oostrom de herwaardering van het mondelinge examen, evenals de 1:1 discussie van de paper van de student. De student wordt dan weliswaar gemangeld, maar krijgt in relatief korte tijd veel te leren. Voorts pleit hij voor meer academische stages, die meteen een oplossing bieden voor een ander probleem; het tekort bij een academische staf aan praktijkondersteuning. Als derde mogelijkheid noemt Van Oostrom een voucher voor studenten voor een lunch in een universiteitskantine met een staflid. Een ludieke actie wellicht, maar waarom ook niet? En tot slot geeft hij in overweging het opzetten van tutorials door de seniorstaf voor de groep van eerstejaarsstudenten. Het kost – dat valt niet te ontkennen enorm veel tijd – maar we zouden het kunnen beschouwen als een integraal deel van onze academische missie. Van Oostrom is reëel: ‘Natuurlijk hoeven we niet alle vier opties te implementeren, laat staan alle vier tegelijk. Er zijn talloze andere mogelijkheden. Maar ik denk dat het onderliggende principe moeten omarmen. En als het huidige systeem hiervoor geen ruimte biedt, dan zouden we het systeem moeten aanpassen.”

 

 

Cookieinstellingen